Toen was geluk gewoon

Wintervoorraad

de doperwten kwamen uit de volkstuin
vader was daar elke dag te vinden
schoffelen, spitten, de bonen opbinden
veldjes met piepers, sla en ook nog wat ajuin
moeder, liet de doperwten drogen
uitgespreid op de zolder op oude kranten
het lag vol met groente en fruit aan alle kanten
de winter was nog lang, ze deed dat weloverwogen
in de strenge wintermaanden
als de kolenkachel roodgloeiend brandde
door de warmte en rook hun ogen traanden
moe, voldaan en zich gelukkig waanden
want armoede was geen schande
even zorgenvrij voor de wintermaanden

Magda Haan