Afbeelding
Foto:

Voor goede bomen…

Ik sta voor de kerk in Hemmen en ben op zoek naar de Linge – ik liet hem te lang zijn gang gaan. Hij is er best snel, vlak achter het kasteelpark. Bij de brug meteen al in de Veldstraat werd tot niet zo ver voor de Tweede Wereldoorlog tol geheven. En dus stond daar ook een herberg, eentje met een bakkerij, een café en een cachot. Allemaal weg nu.

De Linge en ik lopen nu een tijdje samen op. Bij weer een bruggetje over een stuw takt het Lingekanaal af, het loopt regelrecht naar de Nederrijn. Het Lingegemaal daar, op z’n zondags het Mr. G.J.H. Kuykgemaal, regelt sinds 1954 de waterhuishouding in dit stukje Betuwe: het overtollig water uit het komgebied wordt de Nederrijn ingepompt en in het groeiseizoen wordt er zo nodig water ingelaten. 

Ik stond op een dag in mei, bij de opvallend steil uitgesleten oevers langs het laatste stukje naar de Nederrijn. Het geplons, gespartel en gespetter van paaiende karpers langs de ondiepe, begroeide waterkanten was niet van de lucht. Maar het is nu maart. De nog kale eiken aan het begin van de Gesperdensestraat maken plaats voor een lange rij vers geknotte jonge wilgen.

Ik ben op weg naar Opheusden, en dat zal ik weten ook. Ik zie veel percelen met jonge laanbomen. De wind fluit door de bamboestokken die de strak in het gelid staande boompjes overeind houden. Opheusden is al eeuwenlang het epicentrum van de laanboomteelt. Op meer dan veertienhonderd hectare grond staan jonge eiken, beuken, iepen, berken, platanen, en meer. En de groei is er zeker nog niet uit. 

‘Voor goede bomen moet men naar Opheusden komen.’ Zo was het en zo zal het zijn.